Vanuit het onderwijs naar de IT

Ik krijg vaak vragen over mijn switch, na elf jaar voortgezet onderwijs, naar de IT. Mensen willen dan weten waarom, en hoe het verliep. Ook vragen mensen (soms volslagen onbekenden) hoe ze het aan moeten pakken om ook zo’n overstap te maken. Aan dat laatste zal ik nog een aparte blog wijden.

Het waarom heeft twee kanten: 1) ik vond IT altijd al interessant en wilde er graag meer over weten 2) het voortgezet onderwijs beweegt zich in een richting die niet zo bij mij past. Het is de combinatie van die twee die maakt dat inmiddels mijn tienjarig jubileum in de IT nadert.

Van 2000 tot 2011 gaf ik Latijn en Grieks aan een drietal scholengemeenschappen, op de laatste voelde ik me erg thuis en ik bleef er acht jaar. Fijne school, ik heb hem recentelijk nog aangeraden aan een werkzoekende vriendin. Ik denk met veel plezier terug aan het lezen van Livius, Homerus, Vergilius, Sophocles met leerlingen in klas 5 en 6, aan de uitjes naar Olympiades en debatwedstrijden, aan brugklassers die trots hun in Lego gebouwde Romeinse badhuizen en theaters meebrachten naar school.

In die jaren kreeg -en het gaat anno 2020 nog dezelfde kant op- vakinhoudelijke kennis geleidelijk een steeds minder prominente plek in het onderwijs. Daarnaast, en dit hangt samen met het eerste, werd en wordt het lerarentekort in het VO niet effectief aangepakt, waardoor mijn vak vaak wordt gegeven door een docent van een ander vak die ooit als achttienjarige eindexamen Latijn of Grieks heeft gedaan, het hartstikke mooi vindt, maar het verder niet is gaan studeren. Een groot lerarentekort, plus minder vakinhoud in het onderwijsprogramma en in de bagage van de nog wel aanwezige leraren, dat is het tegenovergestelde van wat mij verstandig lijkt qua onderwijskoers.

Zo is het gekomen. Nog regelmatig bedenk ik dat Latijn en Grieks lezen met leerlingen een van de mooiste dingen is die je beroepsmatig kunt doen. Dus wie weet zet ik me nog weleens over mijn verdriet over bovengenoemde ontwikkelingen heen en ga terug voor de klas. We gaan het zien.

Goed, ik ging dus mijn tweede liefde achterna. Als puber zat ik met m’n zus wat te prutsen in Qbasic, op de uni schoof ik aan bij een bijvak ‘Inleiding Pascal’. Dat leidde tot niets, maar laat zien dat de interesse er toen al was (leuk detail: ook mijn beide zussen zijn na een aanvankelijke keuze voor niet-IT-studies (Psychologie en Biologie) in IT-functies terechtgekomen). In mijn studietijd had ik een vriendje aan de UTwente en op die campus was het een IT-walhalla. Ik vond het fascinerend en wilde kunnen wat zij konden. Maar goed, ik studeerde wat anders en dat was ook leuk.

Toen ik eenmaal werkte waren er de halfslachtige pogingen om aan de slag te gaan met een Java-boek en slingerden brochures rond van de avondopleiding HBO Informatica. Tegelijkertijd realiseerde ik me dat het natuurlijk voor geen meter opschiet als je een bevlogen VO-docente bent die haar avonden en weekenden voornamelijk in werk voor school steekt. Zo’n avondopleiding als sluitpost na mijn gewone werk zou een kansloze missie zijn. Als ik iets met IT wilde, zou ik me er echt in moeten onderdompelen. Niet een beetje halfslachtig af en toe hobbyen als er wat tijd over is.

Dus zodoende. Het was een sprong in het diepe, dat IT-traineeship waar ik op m’n 36e instroomde. (Oud? Mwah, kijk hier, een artikel over dames die na hun vijftigste nog switchten) Mijn voorkennis was nul. Geen idee hoe een werkdag in de IT eruit zag, geen benul van de verschillende deelgebieden. Toen ik op intake mocht voor een business intelligence-opdracht heb ik de avond van tevoren die term gegoogled. Ik mocht toch beginnen, want het was een juniorklus waarvoor geen voorkennis nodig was. De projectmanager sprak haar vertrouwen uit met de woorden “als je oud-Grieks kunt leren, kun je ook SQL leren”.

Vanaf het begin voelde ik me prima thuis in de sector. Zeker niet alles is hier perfect, maar ik ben goed op m’n plek. Het eerste project was meteen superleuk, in een legendarisch team. Ook bij latere projecten heb ik altijd fijne collega’s gehad en ook het werk zelf beviel goed: het heerlijke gepuzzel de hele dag door, de dynamiek van om de zoveel tijd een andere klant in een andere omgeving, met andere tooling, andere keuzes in de oplossingen. Heb de eerste zes jaar gewerkt bij grote consultancybedrijven en ben daarna naar een kleinere, meer gespecialiseerde club overgestapt.

Veel instromers vanuit andere sectoren beginnen als tester en dat gold ook voor mij. Heb de eerste jaren gewerkt als BI-tester en dat bleek goed te passen. Nu ik inmiddels alweer heel wat jaren werk als ontwikkelaar zit de test-mindset er nog steeds in. Ik vind het zoeken minstens zo leuk als het bouwen. Niets leuker dan speuren naar de oorzaak van een verschil, of van het foutlopen van een stuk programmatuur. Ook lekker: de blijdschap, opluchting vaak, van de eindgebruiker als je hem kunt melden dat de oorzaak is gevonden en het probleem gefixt.

Ik heb wel lang last gehad van compensatiedrang. Zonder IT-opleiding op nul beginnen, dan heb je een flinke kennisachterstand. En dan zag ik die collega’s om me heen, superervaren, alles al eens gezien en meegemaakt, en voelde een enorme haast om op niveau te komen. Daar ben ik inmiddels van verlost. Enerzijds omdat ik ze onmogelijk in kon halen 😊 Anderzijds omdat je met meer gevarieerde kennis en ervaring ook een prima bijdrage kunt leveren. Ik voel me nu een volwaardig lid van de teams waarin ik werk.

Laatst las ik een artikel over mensen die een grote switch hebben gemaakt op werkgebied. Een dominee werd op z’n 51e huisarts, een boekhouder begon een kattentrimsalon. Erg leuke verhalen. Ben er nu wel blij om dat ik echt iets heel anders ben gaan doen. Met een lerarendiploma ligt het voor de hand om, als je de klas uit gaat, te gaan werken in de periferie van het onderwijs. Maar echt een totaal andere wereld leren kennen is een avontuur geweest dat ik niet had willen missen.