The Sea, The Sea (Iris Murdoch)

Wat een leuk boek is dit! Gedurende het lezen weet je de hele tijd niet wat je ervan moet vinden, maar intussen ben je ongemerkt wel aan het genieten. Het is héél raar en zéér vermakelijk. Het is een soort klucht, met personages die op het toneel komen en weer gaan, op onverwachte momenten. Die vorm is gekozen omdat de hoofdpersoon een gepensioneerd theaterregisseur is en in het boek probeert hij zijn eigen leven en de mensen om hem heen te regisseren, zonder veel succes.

Er komt een bonte stoet figuranten voorbij, maar het verhaal draait verder volledig om Charles Arrowby, de hoofdpersoon. Hij is van het bruisende Londen verhuisd naar een afgelegen oud huis bij een klein dorpje aan zee, en denkt daar zijn jeugdliefde Mary/Hartley na al die jaren weer gespot te hebben. Er volgen allerlei bizarre ontwikkelingen, waarbij je met vervreemding zit te lezen, maar het boek niet weg wilt leggen.

Tussen al die gekke dynamiek heeft het verhaal rustmomenten, als Murdoch in prachtige zinnen het kustlandschap beschrijft, of uitgebreid stilstaat bij de lunch van de in gastronomie erg geïnteresseerde Arrowby.

Anders dan bij veel andere romans voel je je niet dicht betrokken bij het verhaal, identificeert je niet met een personage, je leeft niet mee. Je bekijkt het als toeschouwer van een afstandje, en je blijft maar kijken, het verveelt geen moment. Het laat je ook het leven in z’n algemeenheid van een afstandje beschouwen en relativeren: we klooien allemaal maar wat aan en het is ook gewoon vaak volslagen absurd. Het boek eindigt met Arrowby die noteert: “Upon the demon-ridden pilgrimage of human life, what next I wonder?” en dat is precies de juiste slotzin. Heerlijk boek! 

Die Welt von Gestern

‘De Wereld van Gisteren’, ondertitel ‘herinneringen van een Europeaan’, is Stefan Zweigs getuigenis over de tijd waarin hij opgroeide, van voor de twee wereldoorlogen tot halverwege WOII, een boek vol weemoed over wat verloren is gegaan.

Hij beschrijft zijn bevoorrechte jeugd in een rijk joods gezin in Wenen, zijn studietijd in Berlijn en zijn schrijverscarrière. Maar vooral beschrijft hij de wereld om hem heen, de ontwikkelingen die leidden tot de twee wereldoorlogen, in scherpe observaties. Hoe hij gewone mensen in de greep van nationalisme zag komen. Hoe er knokploegen kwamen, die, zo merkt Zweig op, overal in precies dezelfde fonkelnieuwe pakken rondliepen, het kon niet anders of bepaalde machten stuurden dit aan en financierden het.

Hoe de Oostenrijkse munt op een gegeven moment zo weinig waard is, dat Duitsers met hun dan nog sterke munt het land komen leegkopen, tot het hen wordt verboden nog goederen mee de grens over te nemen: en dus komen ze massaal met de trein zichzelf klemzuipen, want wat je in je maag hebt kan de douane niet confisqueren. Een paar jaar later is de Duitse munt ingestort en rijden er juist van daaruit treinen met lallende Oostenrijkers terug hun land in.

En hij verhaalt over zijn contacten, soms hechte vriendschappen, met kunstenaars en wetenschappers: Romain Rolland, Rilke, Freud, Rodin. Erg interessant om deze beroemdheden van zo dichtbij beschreven te zien worden.

Rode draad is het verval van Europa, voor Zweig gesymboliseerd door de beperking van de persoonlijke bewegingsvrijheid: tot 1914 reisde hij zonder paspoort de wereld over, nu, klaagt hij: “is je eerste bezoek in een vreemd land niet meer, zoals vroeger, aan musea of landschappen, maar aan een consultaat of een politiebureau.” Zweig beschouwt zichzelf hartstochtelijk als Europeaan, en hij ziet zijn geliefde Europa ten onder gaan.

In de loop van WO II kan Zweig niet meer veilig Oostenrijk in, waardoor hij zijn stervende moeder niet in haar laatste dagen kan bijstaan. Zijn boeken zijn dan al verboden.

U begrijpt, dit is geen vrolijk boek, wél erg interessant, en mooi geschreven. Ofschoon ik het erg goed vond kwam ik er maar moeizaam doorheen. Zweig maakt mooie, maar ingewikkelde zinnen en ik kan wel Duits lezen, maar ook weer niet bepaald op topniveau. Ook is hij naar de maatstaven van nu nogal breedsprakig (ik moest glimlachen bij de passage waarin hij zijn literaire succes toeschrijft aan het feit dat hij “nooit een woord teveel schrijft”.) Dus het kostte moeite, maar ik heb er met liefde doorheen geploegd.

P.S: Ik kwam deze mooie recensie tegen, die geeft een goed beeld.

Changer: méthode

Édouard Louis kennen we van zijn scherpe woorden in allerlei interviews, maar ik had nog nooit wat van hem gelezen. Vorig jaar zag ik in de Arnhemse schouwburg ‘Wie heeft mijn vader vermoord?’, een heftige aanklacht die nog nieuwsgieriger maakte naar zijn werk.

Tot nu toe zijn al zijn boeken autobiografisch en hebben als hoofdthema het opgroeien in de lagere klasse in een klein dorp in Noord-Frankrijk. In ‘Changer: méthode’ vertelt de auteur hoe hij zich hieraan heeft ontworsteld, door eerst in de ‘grote’ stad Amiens naar de middelbare school te gaan, vervolgens toegelaten te worden tot de École Normale Supérieure in Parijs en uiteindelijk een gevierd schrijver te worden. Hoe boek beschrijft hoe planmatig en gedreven, geobsedeerd zelfs, hij te werk ging: dit project -van levensbelang- moest slagen. We zien hem voor de spiegel oefenen op een minder volkse lach, als een bezetene zijn leesachterstand inhalen, vriendschappen aangaan met mensen die hem verder kunnen helpen.

Naast een registratie van dit proces is het vooral ook een reflectie, op zichzelf en zijn drijfveren (“heb ik hem gebruikt?”), en op de klassenmaatschappij. Vaak pijnlijk en steeds indrukwekkend. Een voorbeeld:

Het boek is ook een verslag van een ontwikkeling. De hoofdpersoon wil in het begin niets van zijn oude milieu weten en idealiseert de hogere klasse. Langzaamaan komt er meer begrip voor zijn vroegere omgeving en komen er barsten in het ideaalbeeld:

Het is een boeiend boek. Er zit heel veel in. Bij tijd en wijle zou je die jongen – en z’n ouders- in je armen willen nemen. Op andere momenten is het meer een verslag en lees je het met wat afstand.

Tussen de fictie die ik meestal lees was dit boek een vreemde eend. Heel andere stijl. Maar echt de moeite waard.

Klara and the sun

De recensies van ‘Klara and the Sun’, van Nobelprijswinnaar Kazuo Ishiguro, zijn lovend (The Guardian , NPR). Ik vond het geen absolute klassieker die ik zou gaan herlezen, maar het is wél een knap en heel bijzonder boek.

De ik-persoon in ‘Klara and the Sun’ is een robot die, na een verblijf in een winkel waar ze steeds meer leert over de wereld en over mensen, wordt gekocht als maatje voor een puber en daar in huis gaat wonen, waar ze nog meer leert over de wereld en over mensen. Dat je het hele boek als het ware door haar ogen kijkt geeft een heel bijzonder effect. Het blikveld van Klara bestaat bijvoorbeeld uit blokken/pixels waar zij dan chocola van moet zien te maken. De beschrijvingen van gebouwen en landschappen zijn daardoor apart, heel ‘registrerend’.

En ook de mensen om Klara heen worden soort van ‘gescand’, we zien maar een beperkt deel van de personages, de buitenste schil als het ware. De karakters hebben gevoelens en geven om elkaar, maar we raken als lezer slechts aan de oppervlakte, komen niet te weten wat er echt in ze omgaat. Ze hebben -door Klara’s ogen bezien- geen agenda’s, niemand manipuleert. Heel af en toe merkt Klara op dat iemand zich in bepaalde situaties anders gedraagt dan ze tot nu toe als ‘het normale gedrag’ van die persoon had opgeslagen. Verder dan dat komt Klara niet, dit is tot hoever ze menselijk gedrag kan doorgronden.

Dit maakt dat ze een heel pure, naïeve indruk maakt en omdat we de overige karakters in het boek niet echt leren kennen, ga je als lezer het meest met haar meeleven en, hoe bijzonder, juist Klara als het meest menselijk en meest sympathiek zien van het hele stel in een verder behoorlijk dystopische en deprimerende wereld.

Er zit heel veel in dit boek. Het is een verhaal over hoop-tegen-beter-weten-in, over onschuld, over rouw en loslaten, opoffering, liefde, eenzaamheid, herinneringen. De meeste indruk maakt het einde, waarin Klara herinneringen ophaalt, mijmerend als een mens aan het eind van zijn leven, eenzaam en vol nostalgie als een mens aan het eind van zijn leven. Het is prachtig. Ik leefde zo met haar mee! Met een robot, dus. Dat vind ik briljant gedaan. Ik ben nu erg benieuwd naar ‘The Remains of the Day’, volgens velen Ishiguro’s beste boek.

 

 

De Toverlantaarn

Dit boek is niet voor iedereen, denk ik. Ikzelf heb me er goed mee vermaakt. De Toverlantaarn is een bundel verhalen, geïnspireerd door de Camera Obscura van Hildebrand (Nicolaas Beets). Suzanne Voets schreef de bundel als profielwerkstuk en won er de prijs voor het beste werkstuk van 2020 mee. Het is een boek vol alledaagse taferelen en observaties, geschreven in een Nederlands met negentiende-eeuwse elementen. Ze portretteert gewone mensen die van alle tijden zijn. Dit wordt benadrukt door zowel de settings als de taal die ze kiest: het is telkens een mix van toen en nu.

Het is heel knap gedaan en leest prettig, ook door de ironische toon. De schrijfster bekijkt licht geamuseerd de wereld om haar heen en de situaties waar zijzelf, en anderen, in belanden. Dat zijn nooit hoogdravende zaken, het zijn ditjes en datjes, prachtig gestileerd, maar ditjes en datjes. In ‘Sportschoolpraat’ -ongeveer halverwege het boek- bekroop mij wat ergernis dat het wéér nergens over ging. En prompt waren daar de heerlijke slotzinnen van het verhaal, waarin de schrijfster zelf constateert -maar dan kunstiger verwoord- dat het weer nergens over ging, en besluit: “maar enfin, er wordt toch al wel genoeg in zinnige termen over zinnige zaken gesproken, her en der, en men moet ’t leven ook maar zo eenvoudig mogelijk nemen.”

Het boek is niet voor iedereen, omdat het een stilistisch hoogstandje is, echt een kunststukje, dat mij meer dan eens deed denken aan Het Groot Dictee Der Nederlandse Taal (dat Voets overigens laatst won!) en af en toe werd mij dat wat veel van het goede. Als in een beschrijving van een ruimte staat: “Er direct naast existeert een eikenhouten servieskast”, dan ben je mij wel even kwijt. Toch las ik met plezier verder en voor mij zat hem dat vooral in de humor van de treffende beschrijvingen van taferelen die ieder herkent. Bij het uitpakken van de kerstkado’s:

“‘Mijnheer R. Harbrinck’, las hij voor. ‘O, die is voor jou, Ronald!’, sprak mijnheer Haardhout, ondanks het feit dat elkeen dit alreeds begrepen had.”

Behalve met plezier, heb ik het boek ook met bewondering gelezen. De schrijfster geeft niet alleen blijk van veel talent, maar ook van veel kennis en levenswijsheid. Doe dat maar eens na op je twintigste. Petje af.

 

 

 

Half of a Yellow Sun

Nieuwsgierig naar de boeken van Chimamanda Ngozi Adichie keek ik op Goodreads welke de hoogste waardering had, want hey, het leven is kort en dan kun je maar beter met de topper beginnen. Tot mijn verrassing scoorden er minstens vijf boven de vier sterren, dus moest ik er toch maar lukraak eentje uitkiezen. Het werd Half of a Yellow Sun.

Dit boek, in 2013 verfilmd, beschrijft de levens van twee rijke zussen, hun geliefden en een inwonende dienstbode ten tijde van de Biafra-oorlog eind jaren zestig. Het schetst een beeld van de samenleving in die tijd, met de enorme klassenverschillen, de etnische spanningen en de verhouding met Groot-Brittannië, waar Nigeria in 1960 onafhankelijk van werd.

Wat Adichie wat mij betreft briljant doet is je in het leven van de personages zuigen. Zelden heeft een boek me zo in z’n greep gehad. Ook overdag, als ik pas ’s avonds verder ging lezen, waren de hoofdpersonen in mijn gedachten. En zelfs nu ik het boek uit heb blijven ze nog wel even. Dat is bijzonder knap gedaan, ik heb dat normaal nooit, ook niet bij bijv. ’t Hooge Nest, waar ik toch erg van onder de indruk was.

Eén van de recensies op Goodreads spreekt van ‘een soap opera’, en die woorden zijn ook in mij opgekomen tijdens het lezen. Ik vond dat niet storend en denk dat het zelfs mede de kracht is van het boek. Met al hun tekortkomingen zijn de hoofdpersonen diep menselijk, en dit maakt voor de lezer invoelbaar wat de gruwelijkheden van een oorlog met mensen doen.

 

’t Hooge Nest: do believe the hype

Wat een boek!

Je kon er niet omheen natuurlijk, het lag vooraan in alle winkels, hoge stapels bij de kassa, Roxane van Iperen regelmatig op tv, het boek won de Opzij Literatuurprijs, iedereen lyrisch…zou die hype niet wat overdreven zijn?

Nee dus.

Ik wist dat Van Iperen veel research had gedaan en dat het om een interessant verhaal ging. Maar dan moet je ook maar net het talent hebben om e.e.a. boeiend op te schrijven. Nou, dat is gelukt. Zelden zo’n meeslepend boek gelezen. Zelden zo ‘in’ het verhaal gezeten.

Van Iperen weet de eerste, relatief vrolijke, helft van het boek zo levendig te beschrijven dat je het gevoel hebt dat je er zelf rondloopt, in het huis verblijft, deel uitmaakt van de groep. De personages worden je dierbaar.

Dat blijkt de perfecte opmaat voor de verschrikkelijke tweede helft. Iedereen weet van de gruwelijkheden van WO II, maar hoeveel harder komen ze ineens aan als het niet over anonieme mensen uit het verleden gaat, maar over dat dappere, creatieve, gemêleerde gezelschap dat je in de eerste hoofdstukken van dichtbij hebt leren kennen. De omslag komt als een stomp in je maag en de hoofdstukken daarna wil je eigenlijk niet lezen.

Dit maakt het niet alleen een ontzettend knap geschreven, maar ook een uiterst belangrijk boek. Veel projecten proberen mensen, bijvoorbeeld scholieren, te doordringen van de verschrikkingen van WO II. Door zijn opzet kan dit boek daar een grote bijdrage aan leveren. En nog meer in de vorm van een verfilming, die er ongetwijfeld gaat komen.

 

Twee boeken van Lidewey van Noord

Bij toeval las ik laatst twee boeken van dezelfde schrijfster. Het eerste, Alleen op Avontuur, vond ik een aardig tussendoortje, maar ook niet meer dan dat. Pellegrina daarentegen is wonderschoon.

Alleen op Avontuur gaat over solo-wandelen. Van Noord raadpleegde teksten van allerhande schrijvers en filosofen en interviewde een aantal avonturiers. Daarnaast beschrijft ze haar eigen ervaringen. Het kwam op mij over als een samengeraapt geheel, al is het boekje wel thematisch ingedeeld.

Het boek combineert het bespiegelende en het praktische. Het eerste werkt zeker inspirerend, ik kreeg door dit boek (en ongetwijfeld ook door de lockdown) zin in een lange tocht. En dan zijn praktische tips natuurlijk erg van nut. Toch zorgde die combinatie er bij mij voor dat het boek niet ‘pakte’. Het sprong van het één naar het ander en ik kwam er daardoor niet echt ‘in’. Ik heb het wel uitgelezen, daar was het leuk genoeg voor. Maar een enorme aanrader vind ik het niet.

Dat geldt wel voor Pellegrina, dat óók meerdere invalshoeken combineert, maar dan op een manier die voor mij wel werkt. De schrijfster reist langs de geboorteplaatsen van grote Italiaanse wielrenners, die successen boekten tussen 1900 en nu. Het wielrennen is een kapstok voor een boek dat vooral over Italië gaat. De keuze van beeldmateriaal maakt dat ook duidelijk: foto’s van steegjes, bergen, pleinen, cafeetjes, niet van wielrenners.

De hoofdstukken bevatten altijd een uitgebreide beschrijving van het dorp en/of de streek. Sommige gaan ook diep in op het leven van de wielrenner zelf. Indrukwekkend zijn bijvoorbeeld de hoofdstukken over Gino Bartali, naast sportheld ook verzetsman, en Ottavio Bottecchia, die op nooit opgehelderde wijze op jonge leeftijd omkwam.

Tijdens het lezen stoorde ik me af en toe aan de associatieve schrijfstijl. Er worden voor mijn gevoel soms dingen met de haren bij gesleept, misschien omdat er over de betreffende wielrenner en geboorteplaats weinig te melden was, het kan ook zijn dat dit gewoon de stijl is van Van Noord. Ook vond ik sommige passages over Italië wat clichématig aandoen (de kloof tussen Noord en Zuid, de Italiaanse mamma’s). Maar dat zijn maar kleine minpuntjes in een hartstikke prettig (hoe fijn om in tijden van lockdown toch een beetje te reizen), interessant en bij tijd en wijle erg aangrijpend boek.

Het boek eindigt sterk, met het hoofdstuk over Tualis, het dorpje waar de Giro zou passeren, tot de koers werd verlegd, een drama voor het toch al leeglopende dorp. Helemaal aan het eind laten de pagina’s over de plek waar Wouter Weylandt verongelukte je stil achter.  In de tussentijd heb je gelezen over de Muur van Sormano, over Piëmont en Messina, over de nuchtere Marzio Bruseghin die nu prosecco produceert, over de ontluikende liefde tussen Gastone Nencini en Maria Pia. Het boek gaat over een land en over mensen en het lijkt of je erbij bent, je reist door Italië en door de tijd.

 

 

 

Twee boeken (en een half) over cybersecurity

Huib Modderkolk schreef ‘Het is oorlog, maar niemand die het ziet’ en Daniël Verlaan bracht onlangs ‘Ik weet je wachtwoord’ uit. Beide boeken gaan over cybersecurity en lezen als een trein. De heren zijn allebei journalisten, geen technici. Ben ik ook niet, dus mochten er op dat vlak onvolkomenheden zijn in hun boeken, dan zijn die mij ontgaan.

Het boek van Modderkolk gaat vooral over internationale spionage. Hij spreekt anonieme bronnen die werkten bij de AIVD of op ministeries en probeert zo te reconstrueren hoe bijv. de Diginotar-hack kon plaatsvinden, wie er achter zaten en hoe onze regering ermee omging. Het gaat over Stuxnet (het virus waarmee een Iraanse kerncentrale werd aangevallen), over de Russische hackersgroep CozyBear, de aanval op Belgacom en over een zeventienjarige jongen die in het KPN-netwerk binnendringt.

Modderkolk sluit elk hoofdstuk af met een cliffhanger en dat werkt: ik had het boek in een mum van tijd uit. Mocht er ooit een vervolg komen, dan ga ik het zeker lezen.

Daniël Verlaans ‘Ik weet je wachtwoord’ gaat meer over het privéterrein van burgers: spyware in je mobiele telefoon en gehackte camera’s in slaapkamers en sauna’s, waarvan de beelden op internet verspreid worden. Er blijken hele fora te bestaan waar je krediet kunt opbouwen door stiekem gefilmd materiaal te uploaden. De politie zit er flink achteraan en regelmatig wordt er iemand gearresteerd.

De politie komt vaker terug in dit boek, o.a. bij het hoofdstuk over de spectaculaire overname door de politie van de Dark Web-marktplaats Hansa. Daar krijg je een inkijkje in een wereld die -hopelijk- ver van je af staat. Er zijn ook hoofdstukken over zaken dichterbij, bijv. de veiligheid van apparaten in je eigen huis. Het boek geeft wat tips over hoe je deze kunt beveiligen.

En daarmee komen we bij Verlaans online handleiding ‘Laat je niet hack maken’. Zoek je gewoon praktisch advies over beveiliging van je accounts en apparaten, zonder allerlei verhalen er omheen, dan moet je daar zijn. Zelf vond ik de verhalen er omheen razend interessant, en onderhoudend beschreven, dus ik raad ook beide boeken van harte aan.

 

George Orwell – Homage to Catalonia

“One of the most horrible features of war is that all the war-propaganda, all the screaming and lies and hatred, comes invariably from people who are not fighting.”

Met positieve, maar niet torenhoge, verwachtingen begon ik aan dit boek. Het leek me dat 1984 en Animal Farm niet voor niets het bekendst zijn. Inmiddels weet ik beter: Homage to Catalonia is briljant.

(Tussendoor: ik ben het met C.S. Lewis eens dat Animal Farm sterker is dan 1984.)

Een andere verwachting die niet uitkwam: dat dit boek -het gaat immers over oorlog- minstens zo grimmig zou zijn als bovengenoemde andere twee. Ik vond Homage to Catalonia, een verslag van Orwells tijd in de Spaanse burgeroorlog, veel minder beklemmend. Het genre is natuurlijk totaal anders. Ofschoon het een persoonlijk verslag is en de ellende van de terreur vooral aan het eind indringend doorkomt, zijn grote delen van het boek met wat afstand geschreven: naast direct betrokkene was Orwell ook een scherp observant. Met een hoop humor ook.

Over de Spanjaarden: “The Spaniards are good at many things, but not at making war. All foreigners are alike appalled by their inefficiency, above all their maddening unpunctuality. The one word that no foreigner can avoid learning is mañana.”

De situatie aan het front: “In trench warfare five things are important: firewood, food, tobacco, candles, and the enemy. In winter on the Zaragoza front they were important in that order, with the enemy a bad last”.

De goedbedoelde maar knullige organisatie: “To prevent us from shooting each other in the dark white armlets would be worn. At this moment a messenger arrived to say that there were no white armlets. Out of the darkness a plaintive voice suggested: “Couldn’t we arrange for the fascists to wear white armlets instead?”

Een belangrijk thema in het boek is propaganda. Orwell neemt uitgebreid de moeite een aantal gevallen van ‘fake news’ te ontrafelen en ontkrachten. Zelf probeert hij objectief te zijn, doet zijn best te achterhalen wat er echt is gebeurd en corrigeert zichzelf regelmatig achteraf in voetnoten.  Toch is hij zich ervan bewust dat ook hijzelf niet geheel onpartijdig is: “…consciously or unconsciously everyone writes as a partisan” en waarschuwt aan het eind de lezer: ““Beware of my partisanship, my mistakes of fact and the distortion inevitably caused by my having seen only one corner of events.”

Verder zijn grote delen van het boek gewijd aan de verdeeldheid aan linkse zijde en, weer, de rol van propaganda hierin.

Naar het einde nemen de verschrikkingen toe. Orwells nek wordt doorboord door een kogel van een sluipschutter: “No one I met at this time — doctors, nurses, practicantes, or fellow-patients– failed to assure me that a man who is hit through the neck and survives it is the luckiest creature alive. I could not help thinking that it would be even luckier not to be hit at all.”

Tallozen worden zonder proces opgepakt, vastgezet en geëxecuteerd. Orwell probeert nog een vriend te redden, maar tevergeefs. Met zijn vrouw weet hij ternauwernood te ontsnappen naar Frankrijk.

Hoe grimmig ook het eind, Orwell concludeert: “Curiously enough the whole experience has left me with not less but more belief in the decency of human beings.”

Het boek is doordrenkt van liefde voor Spanje (met name ook de Spaanse keuken: “Spaniards seem not to recognize such a thing as a light diet.”) en meer specifiek Catalonië. De beschrijvingen van de straten, de pleinen, de mensen en landschappen wakkerden mijn verlangen aan weer eens die kant op te reizen. De titel ‘Homage to Catalonia’ is in de roos.

Hierom, en om de scherpe observaties en dito pen, raad ik het boek van harte aan. Schitterende slotalinea ook, met mokerharde eindzin, ik verklap hem niet.