De Toverlantaarn

Dit boek is niet voor iedereen, denk ik. Ikzelf heb me er goed mee vermaakt. De Toverlantaarn is een bundel verhalen, geïnspireerd door de Camera Obscura van Hildebrand (Nicolaas Beets). Suzanne Voets schreef de bundel als profielwerkstuk en won er de prijs voor het beste werkstuk van 2020 mee. Het is een boek vol alledaagse taferelen en observaties, geschreven in een Nederlands met negentiende-eeuwse elementen. Ze portretteert gewone mensen die van alle tijden zijn. Dit wordt benadrukt door zowel de settings als de taal die ze kiest: het is telkens een mix van toen en nu.

Het is heel knap gedaan en leest prettig, ook door de ironische toon. De schrijfster bekijkt licht geamuseerd de wereld om haar heen en de situaties waar zijzelf, en anderen, in belanden. Dat zijn nooit hoogdravende zaken, het zijn ditjes en datjes, prachtig gestileerd, maar ditjes en datjes. In ‘Sportschoolpraat’ -ongeveer halverwege het boek- bekroop mij wat ergernis dat het wéér nergens over ging. En prompt waren daar de heerlijke slotzinnen van het verhaal, waarin de schrijfster zelf constateert -maar dan kunstiger verwoord- dat het weer nergens over ging, en besluit: “maar enfin, er wordt toch al wel genoeg in zinnige termen over zinnige zaken gesproken, her en der, en men moet ’t leven ook maar zo eenvoudig mogelijk nemen.”

Het boek is niet voor iedereen, omdat het een stilistisch hoogstandje is, echt een kunststukje, dat mij meer dan eens deed denken aan Het Groot Dictee Der Nederlandse Taal (dat Voets overigens laatst won!) en af en toe werd mij dat wat veel van het goede. Als in een beschrijving van een ruimte staat: “Er direct naast existeert een eikenhouten servieskast”, dan ben je mij wel even kwijt. Toch las ik met plezier verder en voor mij zat hem dat vooral in de humor van de treffende beschrijvingen van taferelen die ieder herkent. Bij het uitpakken van de kerstkado’s:

“‘Mijnheer R. Harbrinck’, las hij voor. ‘O, die is voor jou, Ronald!’, sprak mijnheer Haardhout, ondanks het feit dat elkeen dit alreeds begrepen had.”

Behalve met plezier, heb ik het boek ook met bewondering gelezen. De schrijfster geeft niet alleen blijk van veel talent, maar ook van veel kennis en levenswijsheid. Doe dat maar eens na op je twintigste. Petje af.