Een pleidooi voor ruimte

Het is interessant en hoopgevend dat het leraarsberoep een gigantische stille reserve kent: tegenover 13.600 leraarvacatures in PO en VO staan -schat ik in- ruim 100.000 mensen met lesbevoegdheid die momenteel niet werken als docent. We hebben dus in principe een riante voorraad. Interessant en hoopgevend is ook dat het merendeel positief terugkijkt op zijn jaren voor de klas, en een terugkeer naar het klaslokaal niet uitsluit. Dat biedt veel perspectief. Als 14% van de stille reserve (fulltime) terug voor de klas gaat, is het complete tekort opgelost.

De vraag is dan: wat is daarvoor nodig, en daarover zijn de vertrekkers in enquêtes helder: vooral werkdrukverlaging, of in andere woorden: meer tijd voor de leerlingen.

Omdat er nogal eens -ten onrechte- wordt gedacht dat dit eenvoudig geregeld kan worden door de administratiedruk te verlagen, licht ik graag op basis van eigen ervaring (ik gaf tien jaar les in het voortgezet onderwijs) toe wat er volgens mij nodig is. In het kort: nee, het zit hem niet zozeer in administratiedruk. De allerbelangrijkste benodigde maatregel, zonder welke het lerarentekort nooit en te nimmer zal worden opgelost, is: het voorbeeld van andere EU-landen volgen op het gebied van lestaak en klassengrootte.

Leraren in Nederland geven per jaar meer lessen dan hun collega’s in de EU. Ook zitten er in Nederland gemiddeld meer leerlingen in een klas. Dit samen betekent dat een VO-docent in Nederland 29% meer leerlingen (cijfers uit 2019) heeft dan een collega in een gemiddeld EU-land. Dat scheelt een slok op een borrel. Je zou kunnen zeggen dat een fulltime leraar in het VO in Nederland naar EU-maatstaven een baan van bijna 1,3 FTE heeft. En dat, als hij die 1,3 FTE in 40 uur probeert te proppen, een leerling in Nederland heel wat minder aandacht en begeleiding van zijn leraar krijgt dan de gemiddelde EU-leerling. Voor het PO weet ik het precieze cijfer niet, maar ook daar geldt dat zowel lestaak als klassengrootte er hoger zijn dan gemiddeld in de EU.

Dit gaat ten koste van in elk geval de onderwijskwaliteit en de voldoening.

Wat zien we dus: ouders trekken massaal de portemonnee om de benodigde extra aandacht en begeleiding privé in te kopen, met alle gevolgen van dien voor de kansengelijkheid.

Wat zien we dus ook: leraren gaan op papier in deeltijd werken. Dat geeft ruimte om (deels in eigen tijd) leerlingen meer aandacht te geven, meer tijd te kunnen besteden aan lesvoorbereiding en de eigen professionele ontwikkeling.

Ouders en leraren compenseren dus uit eigen zak voor wat de overheid laat liggen.

Natuurlijk kan en/of wil niet elke leraar het zich financieel veroorloven een kleinere baan te nemen. Het lijkt erop dat vooral leraren met een grote betrekkingsomvang uitstromen naar ander werk.

Er is dus én voltijd-uitstroom (leraren die ander werk gaan doen) én  deeltijd-uitstroom (leraren die een kleinere baan nemen). Resultaat: een gigantisch en hardnekkig lerarentekort, waar geen goedbedoelde ‘Word leraar!’-campagne iets aan kan veranderen zolang er niet aan de knoppen ‘lestaak’ en ‘klassengrootte’ wordt gedraaid.

Logisch dus dat politici, vakbonden, leerlingen en ouders de afgelopen jaren gepoogd hebben hier iets aan te doen:

Ad 1) lestaak

  • Paul van Meenen (D66) diende in 2016 een motie in om te komen tot 20 lesuren per week per fulltimer. Deze motie kreeg na vier pogingen (hulde voor de vasthoudendheid van Van Meenen) een kamermeerderheid, maar is door de achtereenvolgende kabinetten (nog) niet uitgevoerd.
  • Ook Aant-Jelle Soepboer (NSC) diende recent een motie in over dit onderwerp: hij streeft naar maximaal 24 lesuren per week per fulltimer.
  • De vakbonden hebben regelmatig gepoogd de lestaak van leraren in Nederland dichter bij het EU-gemiddelde te krijgen. Hun laatste voorstel, van afgelopen herfst, was bescheiden: de voorgestelde 720 klokuren les per jaar, bij maximaal 22 startmomenten per week, liggen nog boven het EU-gemiddelde. Toch heeft zelfs dit voorstel het niet gehaald.

Ad 2) klassengrootte

  • Leraren geven aan te snakken naar een maximum klassengrootte.
  • Ouders wensen dit ook: 90% gaf in een enquête aan hier voorstander van te zijn.
  • Een brede coalitie van leerlingenorganisatie LAKS, Oudercollectief Balans, Ouders & Onderwijs en lerarenorganisaties startte in 2020 een petitie voor kleinere klassen.
  • Al in 2013 was er een burgerinitiatief met datzelfde doel.
  • Onlangs diende Aant-Jelle Soepboer (NSC) een motie in om te komen tot een maximum groepsgrootte.
  • De bonden zetten afgelopen herfst bescheidener in dan bovenstaande groepen: zij eisten geen maximum klassengrootte, maar vroegen slechts dat een leraar voor een grote klas meer tijd krijgt dan voor een kleinere. Want meer leerlingen betekent meer nakijkwerk, meer gesprekken met en vragen van leerlingen buiten de les, en meer oudercontacten.
  • Update april 2025: de stichting Ouders en Onderwijs vraagt opnieuw aandacht voor de zorgen van ouders omtrent de grote klassen in ons land.

Tot nu toe hebben deze pogingen te weinig uitgehaald. Toen ik in 2000 startte als leraar was er voor enkele vakken (waaronder het mijne) al een groot tekort en werden lestaak en klassengrootte al genoemd als dé pijnpunten. 25 jaar later heeft het tekort zich uitgebreid naar veel meer vakken en naar het PO. Nog steeds geven overstappers werkdruk aan als nummer 1 vertrekreden, nog steeds zitten leerlingen in overvolle klassen. In mijn vriendenkring staat het record op 36 leerlingen in 1 klas, vorig schooljaar.

Het lerarentekort blijft niet zonder gevolgen. Leerlingen in het VO hadden in 2022 12% lesuitval. De lees- en rekenvaardigheid van jongeren daalt.

Waarom is hier nu al die jaren niets aan gedaan, zult u zich afvragen. Dat is onduidelijk. Geld kan het probleem niet zijn: Nederland is een stuk rijker dan het gemiddelde EU-land, en die landen lukt het al jaren.

Toch geven schoolbesturen aan dat lestaak en klassengrootte naar het Europees gemiddelde brengen (of slechts, zoals de vakbonden afgelopen herfst vroegen, dichter in de buurt brengen van het Europees gemiddelde)  ‘onbetaalbaar’ zou zijn.

Ergens tussen schatkist en klaslokaal gaat er dus iets mis. Omdat de schoolbesturen hun uitspraak over de onbetaalbaarheid bij mijn weten niet met cijfers onderbouwen, is onduidelijk waar het precies misgaat.

  • bij Financiën, dat het ministerie van Onderwijs te weinig geld toebedeelt om dit te kunnen realiseren?
  • bij MINOCW, dat de schoolbesturen te weinig geld toebedeelt om dit te kunnen realiseren?
  • bij de schoolbesturen, die wel genoeg geld krijgen, maar te weinig kaas hebben gegeten van effectieve besteding van de middelen of simpelweg andere prioriteiten stellen?

Welk van deze drie het ook is, de hoofdverantwoordelijke staat bij bullet 2: MINOCW is verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit, dus ook al gaat het mis bij bullet 1 of 3, dan dienen zij daar werk van te maken. Misschien is daar de afgelopen 25 jaar achter de schermen heel veel in gebeurd, wie zal het zeggen. In elk geval is het voor ondergetekende niet zichtbaar geweest en als het wel is gebeurd, dan al die jaren niet op een manier die effect heeft gesorteerd.

Naast het financiële bezwaar geven schoolbesturen ook aan dat je voor kleinere klassen en een kleinere lestaak meer leraren nodig hebt “en we hebben nu al zo’n groot tekort”. Wie dat zegt, ziet bovenstaande gegevens over de stille reserve over het hoofd. Deze tienduizenden mensen hebben al een diploma, vaak ook al ervaring, zien zichzelf eventueel wel terugkeren voor de klas en hebben in hun huidige baan hooguit enkele maanden opzegtermijn.

Kortom, er is veel meer perspectief dan je op basis van de sombere krantenkoppen zou denken. Maar dan moeten we wel het lef hebben dit anders te gaan doen dan we de afgelopen decennia deden. Stel voor de verandering eens landelijke maxima in (de afgelopen decennia was het grotendeels aan de scholen zelf) m.b.t. de lestaak van leraren en het aantal leerlingen in een groep, en wees daarin ambitieus: het EU-gemiddelde moet niet teveel gevraagd zijn.

Al 25 jaar zie ik breed gedragen en haalbare wensen omtrent lestaak en klassengrootte, de meest kansrijke maatregelen tegen het lerarentekort, niet vertaald worden in effectief beleid. De eerste tien jaar daarvan ervoer ik zelf wat dat betekent:  ik doceerde een prachtig vak (Klassieke Talen), aan geweldige leerlingen, maar verlangde naar meer tijd om mijn werk goed te doen (meest genoemde vertrekreden) en kwam te weinig toe aan mijn eigen ontwikkeling (op 1 na meest genoemde vertrekreden). Omdat er alsmaar geen beweging in de zaak kwam en ik de IT ook razend interessant vond, ben ik naar die sector overgestapt, wat gelukkig een schot in de roos bleek.

Naast mij zijn er nog zo’n 100.000 die kennelijk elders interessant werk hebben gevonden. Fijn voor hen en voor hun nieuwe werkveld. Maar leerlingen hebben last van het lerarentekort en uiteindelijk werkt het door in de hele samenleving.

Het is pijnlijk dat Nederland al 25 jaar niet voor elkaar krijgt wat het gemiddelde EU-land wel lukt. In die landen is het ook allemaal niet perfect, maar leraren hebben er in ieder geval meer tijd per leerling. En daar begint het. Zonder relatie geen prestatie.

Als dit voortaan landelijk goed wordt geregeld kan het veel opleveren, niet alleen op het gebied van kennis en vaardigheden, maar vast en zeker ook in het welbevinden van jongeren.

Het is de jeugd van harte gegund.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *